Inleiding Er zijn vele vormen van epilepsie. De bekendste vorm van epilepsie (de tonisch-klonische aanval) wordt ook wel met 'vallende ziekte' aangeduid. Hierbij verliest de patiënt het bewustzijn en valt op de grond onder het plotseling onwillekeurig samentrekken van de spiergroepen. Vaak is ook de ademhaling onregelmatig en blazend, waardoor de patiënt het schuim op de lippen krijgt. Meestal is de aanval na één à twee minuten uitgewoed en wordt de ademhaling weer regelmatig. Vaak blijft de patiënt daarna nog enkele minuten buiten kennis. Er zijn echter ook andere vormen van epilepsie. Bij de 'absence' onderbreekt de patiënt plotseling de activiteiten waarmee hij bezig was en is niet aanspreekbaar. Na enige tijd hervat de patiënt zijn activiteiten net zo plotseling als de aanval is begonnen en kan zich niets van de aanval herinneren. De partiële vorm van epilepsie kan zich op velerlei wijze uiten. Veelal staat één symptoom op de voorgrond, zoals een slaande beweging van de arm of, wanneer het bewustzijn is veranderd, het doelloos rondlopen of het uitvoeren van bepaalde handelingen door de patiënt. Oorzaak van epilepsie Epilepsie kan meerdere oorzaken hebben. Vaak is hersenletsel de oorzaak. Hersenletsel kan bijvoorbeeld ontstaan bij een moeilijke geboorte, na een hersenbloeding, of bij een ernstige hersenschudding. Bij de 'absence' kan een bepaalde erfelijkheid meespelen. Daarnaast is bekend dat de aanval bij sommige patiënten uitgelokt wordt door bepaalde omstandigheden. De aanval kan bijvoorbeeld optreden bij hyperventilatie, bij slaaptekort of ten gevolge van stroboscopisch licht. Recentelijk is er in de kranten nog voor gewaarschuwd dat het gebruik van computerspelletjes bij sommige patiënten een aanval kan uitlokken! Bij de grootste groep patiënten is echter geen oorzaak aantoonbaar. Voorkomen en behandeling van epilepsie Van de Nederlandse bevolking heeft naar schatting 0.5 % een vorm van epilepsie. Bij het overgrote deel van de patiënten is dit voor het twintigste levensjaar al bekend. De diagnose wordt gesteld aan de hand van de anamnese, van het klinisch beeld en op grond van de resultaten van een EEG (elektro-encefalogram). Bij dit EEG wordt de, bij epilepsie gestoorde, elektrische activiteit van de hersenen geregistreerd. Bij de behandeling van epilepsie wordt ernaar gestreefd om de aanvallen te voorkomen of de frequentie en ernst van de aanvallen te verminderen. Vaak wordt hiervoor gebruik gemaakt van medicijnen (anti-epileptica), soms van een operatie. Bij de meerderheid van de patiënten lukt het op deze manier om de aanvallen te voorkomen. De medicijnen moeten meestal wel levenslang gebruikt worden. Helaas hebben de medicijnen die voorgeschreven worden vaak bijwerkingen zoals sufheid, verlies van coördinatie, vermoeidheid, geheugen- en concentratieverlies. Dat is de reden dat autorijden tijdens het gebruik van deze medicatie verboden is. Het houdt dus nogal wat in om epilepsie te hebben. Epilepsie en sportbeoefening Is sportbeoefening door een epilepsiepatiënt wel mogelijk? Tot 20 jaar geleden gaven artsen vaak het advies aan mensen met epilepsie om het vooral zo rustig mogelijk aan te doen. Gelukkig is daar verandering in gekomen en blijken de meeste sporten tot de mogelijkheden te behoren. Toch worden sommige 'gevarensporten' zoals bergbeklimmen, zweefvliegen, parachutespringen, duiken en motorracen nog sterk ontraden of zelfs verboden. Bij sporten waarbij iemand kan verdrinken (bijvoorbeeld bij zwemmen en kanovaren) wordt aangeraden om uit voorzorg een zwemvest te dragen of deze sporten alleen onder begeleiding te beoefenen. Daarnaast is er nog een aantal sporten waarbij een (aan)val meer of minder ernstige gevolgen kan hebben, zoals bij schaatsen of trampolinespringen. In de atletieksituatie moet hierbij gedacht worden aan krachttraining met losse halters en aan polsstokhoogspringen. Bij deze sporten zal per persoon gekeken worden of het verantwoord is deze sport te beoefenen. Invloed van epilepsie op sportbeoefening In principe brengt een aanval van epilepsie, die gepaard gaat met een veranderd bewustzijn of met onwillekeurige spiertrekkingen, natuurlijk een reëel gevaar met zich mee tijdens het sporten. In de praktijk zijn veel mensen echter in het dagelijks leven (nagenoeg) aanvalsvrij, waardoor er nauwelijks een verhoogd risico op sportletsel is. Bij sporten waarbij het coördinatie- en reactievermogen van belang zijn, kan het blessurerisico door de bijwerkingen van de medicatie echter wel hoger zijn. Als er, als bijwerkingen van de medicatie, sufheid, verlies van coördinatie of vermoeidheid optreden, heeft dat natuurlijk indirect wel een (nadelig) effect op de sportbeoefening. Het risico van blessures zal met name bij de technische atletieknummers, zoals polsstokhoogspringen of hordelopen wel toenemen! Invloed van sportbeoefening op epilepsie Bij onderzoek is aangetoond dat tijdens de sportbeoefening in het algemeen de kans op een epileptische aanval verminderd is. Dit is dus gunstig, maar helaas treden aanvallen juist wel weer vaker op in de herstelfase na de sportbeoefening. Daarnaast kunnen er tevens een aantal algemene factoren bij sporten genoemd worden, die een aanval van epilepsie kunnen uitlokken:
Sportbeoefening is een van de belangrijkste vrijetijdsbestedingen in onze maatschappij. Tegenwoordig wordt ingezien dat sportbeoefening ook van belang is voor mensen die epilepsie hebben. Afhankelijk van de frequentie en de vorm van de aanvallen en de bijwerkingen van de voorgeschreven medicijnen, blijkt het vaak (toch) goed mogelijk om te sporten. In de atletieksituatie kunnen de technische nummers minder geschikt zijn als er veel bijwerkingen van de medicijnen zijn, terwijl er extra voorzichtigheid geboden is bij de nummers waarbij een (aan)val grote gevolgen kan hebben, zoals krachttraining met een losse halter en polsstokhoogspringen. Bovenkant pagina Medisch overzicht Startpagina |